Het ontstaan van aikido in historisch perspectief

Deel 7: Aikido krijgt internationale uitstraling

Maar om aikido voor te stellen aan dit nieuwe onafhankelijke Japan zijn demonstraties nodig, en Kisshomaru heeft wel wat moeite om zijn vader daartoe te overhalen. Morihei Ueshiba geeft toe, tegen zijn zin. Na enkele “voorstellingen” begint hij er plezier in te scheppen en uiteindelijk vindt hij aikidodemonstraties best leuk. Kisshomaru stelt zijn vader aan Japan voor, en later aan de wereld. Weer een nieuwe generatie leerlingen komt eraan na 1955, adolescenten en jonge volwassenen die in 1937 nog moesten geboren worden. Deze drie generaties (Morihei Ueshiba (72) , Kishomaru Ueshiba (34) en de dan nog zeer jonge nieuwe leerlingen) zullen de “uiteindelijke” vorm aan het “moderne aikido” geven. We kunnen er hen allen alleen maar dankbaar om zijn.

Bij dit nieuwe aikido hoort een positief ontstaansverhaal, onder vorm van een biografie van Morihei Ueshiba. Om zulk een verhaal te kaderen, is een blik nodig in de Japanse geschiedschrijving en het Japanse geschiedenisonderricht.

Om staatsindoctrinatie te vermijden hadden de Amerikanen geëist dat het opstellen en de productie van geschiedenishandboeken in handen kwam van onafhankelijke bedrijven. De boeken zouden nog wel een goedkeuring van de overheid moeten krijgen vooraleer gebruikt te worden in de scholen, ter vrijwaring van de kwaliteit. De jaren vijftig waren ook de jaren van Mac Carthy en zijn heksenjacht op de communisten, en de Japanners houden hun oorlogsverleden liever in de doofpot.

Om goedkeuring van de Japanse overheid te bekomen moeten de geschiedenisboeken daarom aan bijzondere voorwaarden voldoen. De boeken mogen geen negatief beeld geven van de leefomstandigheden van de Japanse bevolking, ze mogen niet sympathiseren met de USSR en Communistisch China, geen steun verlenen aan de vakbonden, en ze mogen geen kritiek geven op het Japanse oorlogsverleden. Geschiedenishandboeken die dat wel doen worden geëtiketteerd als “rood-vertekend” en een derde van de gepubliceerde handboeken verdwijnt in de prullenmand.

Ook het boek van Saburo Ienaga. Hij geeft een realistischer beeld van de Japanse invasies. Hij vecht echter voor zijn zaak, en voor de waarheid, en voert drie grote rechtszaken gedurende dertig jaar tegen de Japanse overheid, om uiteindelijk gelijk te krijgen. Ook de andere Aziatische landen, die zwaar te lijden hebben gehad onder de Japanse oorlogsmisdaden, protesteren fel tegen de vertekende geschiedschrijving in de gangbare Japanse handboeken. Uiteindelijk legt op 26 augustus 1982 de Japanse overheid een verklaring af, waarin ze stelt dat de Japanse regering zich bewust is van de oorlogsmisdaden en vastberaden en berouwvol er voor zal ijveren dat die zich nooit meer zullen herhalen. Gewraakte passage worden herschreven.

Deze berouwvolle en eerlijke houding van de Japanse overheid stoort de ultra-conservatieven. Zij richten een “Vereniging voor de Herziening van de Geschiedenishandboeken” op, publiceren een revisionistisch handboek, dat echter wel goedgekeurd wordt voor schoolgebruik door de regering. Hierop volgt weer internationaal protest. Slechts acht scholen, de meeste voor gehandicapten, gebruiken anno 2006 dit handboek.

Tegen deze achtergrond van verbloemen van de Japanse geschiedenis en van het oorlogsverleden in het bijzonder, kan men best de “officiële” biografie van Morihei Ueshiba begrijpen. De eerste werd gepubliceerd begin 1969, nog tijdens het leven van Morihei Ueshiba. Zij werd samengesteld door Kanemoto Sunadomari, een Omoto-kyo aanhanger die in 1942 zijn training begon. Een weinig objectieve bron. In 1977 volgt een biografie van Kisshomaru Ueshiba, de “officiële” biografie, die Morihei Ueshiba voorstelt als een ongeëvenaard krijgskunstenaar die heel zijn leven, van in zijn jeugd, gezocht heeft naar en gewerkt heeft aan een vredelievende invulling van budo. In 1987 schrijft John Stevens zijn biografie, waarin al meer historische gegevens verwerkt zitten, maar die Morihei Ueshiba voorstelt als een paranormale half-god. De tegenstelling die hij in zij werk maakt tussen shinto en zen, ligt in de lijn van het voormalige Staatsshintoďsme dat shinto wou zuiveren van “onzuivere” invloeden. Het is ook geen toeval dat d e meeste biografieën zich beperken tot de gebeurtenissen vóór 1942: het is die periode die “wat bewerking” nodig had.

Niet weinig Westerse aikidoka’s merken dat de grote stilte valt, wanneer zij informeren naar details uit de voor-oorlogse periode. Ontwijkende antwoorden als “zulke dingen gebeuren” of, “dat was de politiek van de tijd” schermen de werkelijkheid af.

En zo komen we in de jaren zestig. Weer belangrijke jaren. De Japanse economie volgt de doctrine van de “Vliegende Ganzen” Het is een model voor de economie dat ontworpen werd door de ultra-nationalisten in 1930 voor het Japan dat zou ontstaan na hun overwinning op het Westen, en dat in nu in de zestiger jaren opnieuw uit de kast wordt gehaald. Daarbij krijgt Japan een voortrekkersrol in de economische ontvoogding en ontwikkeling van Azië, Japan wordt een exportproduct. En Japanners mogen vanaf nu vrij reizen naar het buitenland.

Mogelijk in navolging besluit Kisshomaru Ueshiba dat aikido best opengesteld wordt voor de wereld. De jonge nieuwelingen worden “uitgestuurd” om les te geven in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Australië, enz. In 1969 sterft Morihei Ueshiba, 86 jaar oud.

De jaren zestig zijn ook de jaren van de “Koude Oorlog” en de bijhorende bewustwording van de absurditeit van de nucleaire wapenwedloop, die eveneens begin jaren tachtig uitmondt in demonstraties van de vredesbeweging. En uiteraard en vooral Viëtnam. Nu is het beurt aan de Amerikanen om zich beroerd te voelen over oorlogsmisdaden, wereldwijd is er protest. In het Westen, ook in Japan, waarbij het “grassroot” pacifisme in de brede lagen van de samenleving, een nieuwe impuls krijgt. De “anti-Viëtnam”- vredesbeweging wordt gezien als de referentie voor het pacifisme van de late twintigste eeuw. Eveneens in de USA zijn er de anti-discriminatie rellen en de geweldloze acties van Martin Luther King.

En Anton Geesink bewijst dat judo best door westerlingen kan beoefend worden door het “winnen” van de eerste Olympische Spelen Judo in 1964, en schokt daardoor het nog aanwezige Japanse nationalisme.

Meer en meer weten mensen zich in Oost en West verpletterd onder de druk van de huidige consumptiesamenleving. Stilaan groeit de diepe ecologie, waarin de leer van Gandhi een voorname plaats inneemt: het is geen toeval dat “Green-Peace” met de “Rainbow-Warrior” de wereld rondvaart. Verschillende naar vrede- en authenticiteit snakkende Westerlingen ontdekken Aikido als humanistische, spirituele krijgskunst.

Twee vredesbewegingen ontmoeten elkaar. Het moderne aikido is nu (pas) echt een feit.

Verder...