Het ontstaan van aikido in historisch perspectief

Deel 5: De geboorte van het Japans pacifisme

1945. De Amerikanen bezetten Japan. Een heleboel oorlogswetgeving vervalt en de Keizer wordt weer “menselijk”. Er komt een democratische wetgeving en een parlement. Japan zit ontmoedigd “aan de grond”.

De soldaten keren naar huis terug, en brengen vooral gruwelverhalen met zich mee. Over hun leed, over het leed van anderen. Op Japan zijn bommen gevallen, veel bommen, en vooral twee “superbommen” die de mensheid voor altijd zullen tekenen.

Verlost van de indoctrinatie en de intimidatie van de “Consensusstaat” komt er in de diepe lagen van de bevolking een diepe beweging op gang, tegen oorlog, tegen geweld, tegen militarisme. Het algemene politieke klimaat wisselt vloeiend van politiek “rechts” en “extreem-rechts” naar “links”.

Japan democratiseert en voert het algemeen stemrecht in. Een nieuwe dienst verschijnt in het Japanse leven: de bibliotheken. Ook vakbonden zijn niet langer verboden en worden opgericht. Zij zullen samen met het feminisme, wat eveneens "nieuw" is voor Japan, de dragers worden van het Japanse pacifisme. Het feministische pacifisme blijkt van bijzonder groot belang: in het kader van de gezinnen vervangen huisvrouwen de oude feodale structuren door moderne democratische omgangsvormen. Pacifistische netwerken ontwikkelen zich over de hele natie.

Dit pacifisme dat opwelt in de Japanse samenleving, dit “grassroot”-pacifisme, krijgt de steun van de nieuwe grondwet. Die verbiedt Japan om nog een echt leger te hebben en om deel te nemen aan buitenlandse militaire acties. Het pacifisme en anti-militarisme zijn constitutioneel verankerd, en kunnen ook nu weer op en brede consensus rekenen, weze het dan geen afgedwongen maar misschien meer oprecht gemeende of werkelijk bestaande consensus.

In 1948 stellen de Verenigde Naties ook de “Universele Verklaring van de Rechten van de Mens” samen. Er komt een dekolonisatiebeweging op gang, waarvan de onafhankelijkheid van India, eveneens in 1948, onder mede-impuls van de geweldloze protestacties van Mahatma Gandhi misschien de meest bekende is.

Ondertussen worden in Tokyo de rechtszaken wegens oorlogsmisdaden voorbereid, de “Tokyo Warcrime Trials” . De Aanklagers maakten daarbij drie klassen van oorlogsmisdadigers, “Klasse A”, “B” en “C”. Klasse A omvatten “misdaden tegen de Vrede”, Klasse B “conventionele oorlogsmisdaden” en Klasse C “misdaden tegen de menselijkheid”. De eerste belangrijke beslissing was wie men niet ging vervolgen: de Japanse Keizer Hirohito (ondanks tegenstand maar op aanraden van Mac Arthur) en met hem vele Japanners die een plaats kregen in het nieuwe Japan. De rechtbank weerhoud 28 namen. Drie aangeklaagden sterven tijdens het proces, 25 zullen terecht staan. Ze worden alle 25 veroordeeld, de 7 ergste tot de doodstraf, de anderen tot levenslange gevangenisstraf, maar waarvoor ze 10 jaar later gratie krijgen. De ter dood veroordeelden, waaronder Hideki Tojo, worden opgehangen.

De aanklacht betrof onder meer het zes weken durende bloedbad bij Nanking waarbij 20000 vrouwen werden verkracht en 300000 burgers brutaal vermoord. In China verkochten de Japanners ook massa’s opium om de Chinese weerstand te breken en duizenden vrouwen werden verhandeld als “comfort-dames”. Ook werden biologische wapens uitgetest op levende proefpersonen, testen die men “TAMA” noemde. Hierop gaat der rechtbank niet verder in en in 1976 verklaarden vijf Japanse voormalige geheime agenten die eraan meewerkten dat ze een vervolging wegens oorlogsmisdaden konden ontlopen op voorwaarde dat ze hun bevindingen overmaakten aan de Amerikaanse overheid.

Naarmate het historisch onderzoek vordert, blijkt dat er onmetelijk veel bewijsmateriaal voor oorlogsmisdaden werd vernietigd of verdoezeld. De vernoemde “comfort-dames” schreef men in als “verpleegsters” om hun werk als prostituee te verbergen.

Bij “Misdaden tegen de Vrede” hoorde ook het verspreiden van oorlogspropaganda, het aanzetten tot oorlog. Het verkondigen van een “vredesverhaal” kan misschien zo ook gezien worden als een vorm van zelfbescherming tegen vervolging wegens oorlogsmisdaden.

Maar ook: velen zonder werk en zonder inkomen, aan de grond, moedeloos, onder het “juk” van een buitenlandse bezetter, en enigszins gelaten. “Shikata ga nai” zegt men nu: “Er is niets aan te doen”, een leven dat niet is hoe men het zou wensen en dat weinig keuze laat buiten het verdragen van het leed.

Zo was er Michiomi Nakano, een voormalig Kokuryukai spion. Hij leerde daito-ryu aikijitsu van Sokaku Takeda en van zijn “collega” Kotaro Yoshida. Hij opereerde in China en trainde daar Chinees boksen, het bekende Shaolin kenpo, en legde zich ook toe op boeddhisme. Terug in Japan wou hij zijn ontmoedigde landgenoten oppeppen. Uiteraard kom hij zich niet voorstellen als voormalig spion, en dus nam hij de naam "Doshin So", een zogezegd boeddhistisch priester. Hij begon lezingen te houden, maar niemand luisterde ernaar, en dus begon hij zijn krijgskunst te onderwijzen, vermengd met zijn religieuze inzichten, het “shorinji kempo”. Een krijgskunst in functie van vrede en harmonie, maar waarbij hij toch stelt dat alles (echt alles dus) afhangt van “het individu” in welke tijd of omgeving het ook woont of leeft. Vertaling: het is niet omdat de Amerikanen nu Japan bezetten dat we ons minder Japans moeten gedragen. Het blijft nationalistisch klinken.

De Amerikaanse bezettingsmacht had de beoefening van krijgskunst verboden in 1945, op het beoefenen van karate na. Ook de “nieuwe” publiek opinie was "anti-budo”. Het leek alsof het trainen in krijgskunst per definitie anti-democratisch was en de eerlijkheid gebied toe te geven dat men, gezien de situatie, die houding zeker kon verantwoorden. Een nieuwe vredes-ideologie zal geen overbodige luxe geweest zijn voor wie de Japanse bevolking wou overtuigen van het nut van krijgskunstbeoefening.

Hoe dan ook, oprecht of om andere redenen, een golf van pacifisme leeft in het na-oorlogse Japan.Zo sterk zelfs, dat men kan spreken van een ware reconstructie van het land.

Verder...